De jaren waarin een grote en noodzakelijke restauratie plaatsvond en het 100-jarig bestaan van de molen gevierd werd.
Na de oorlog was er weer olie beschikbaar en werd de motor gebruikt om de maalstenen aan te drijven. Het verval van de molen ging verder. Na verloop van tijd moest er iets gebeuren, anders zou de molen definitief verloren gaan. Dankzij een grootscheepse actie begin jaren 60 kwam er financiële steun van de Vereniging De Hollandsche Molen, de provincie, het rijk en de toenmalige eigenaresse, Egberta Hoff-Leemans. De restauratie vond plaats in 1962, precies 100 jaar na de bouw.
Omdat in 1962 de molen werd gerestaureerd, besloot men om het 100-jarig bestaan in 1963 te vieren. Het molenerf was één groot feestterrein. Het programma van 4, 5 en 6 juli vermeldde: "Receptie en festiviteiten met diverse vermakelijkheden, zoals stoelendans voor dames, estafetteloop Dos-Deto, touwtrekwedstrijd en jennechiesmarkt".
Ondanks de restauratie in 1962 werd de molen niet meer beroepsmatig gebruikt. Dat was niet rendabel; de motor kan de maalstenen immers altijd aandrijven. Zonder onderhoud en zonder regelmatig gebruik raakte de molen opnieuw in verval. Begin 70'er jaren verkeerde de molen dan ook in een erg slechte toestand.
De gemeente wilde de molen graag behouden als monument. De molen zou regelmatig moeten draaien en een toeristische trekpleister in de gemeente worden. Wethouder J. Webbink spande zich in om de benodigde restauratiegelden bijeen te krijgen. In december 1971 gaf de gemeente officieel toestemming om de molen te restaureren. De totale restauratiekosten bedroegen 73.505,- gulden. Het rijk betaalde 40% en de provincie 25%. Het Prins Bernhardfonds schonk 1.700,- gulden, de ANWB 400,- gulden en de Stichting Edwina van Heek 1.000,- gulden. De gemeente betaalde het resterende bedrag en zegde jaarlijks 1.500,- gulden toe voor het onderhoud.
In 1972 verving Molenmaker Groot Wesseldijk de staart, de korte en lange spruit. Daarnaast bouwde hij een nieuwe stelling en plaatste een nieuwe roede roede met stroomlijnwieken. Rietdekkersbedrijf Kleinjan uit Den Ham voorzag de houten romp van een compleet nieuwe rietbedekking, waarbij ook het bouwjaar in het rietdek aangebracht werd.
Sinds de restauratie in 1972 werden de onderhoudskosten door Monumentenzorg en de Stichting De Overijsselse Molen gedragen, onder voorwaarde dat molenaar Hoff de molen in stand zou houden. Dat betekende zoveel mogelijk in beweging brengen en graan malen. Op die manier was de molenaar van het dure onderhoud af.