De jaren waarin de industrialisatie ook op de Leemansmolen haar intrede deed en de molen zich staande hield tijdens de oorlog.
Diederik Leemans (2e generatie) wilde niet langer afhankelijk zijn van de wind bij het malen en liet daarom een extra koppel molenstenen en een Ruston-Stockport ruwoliemotor (2775,- gulden) in het pakhuis naast de molen plaatsen. Zo kon er altijd graan gemalen worden. Goed voor de molenaar, maar voor de molen zelf was dit desastreus.
Een molen heeft na één jaar stilstand meer onderhoud nodig dan tijdens tien jaar draaien. Toen de molen niet meer regelmatig gebruikt en onderhouden werd, raakte hij in verval. Rond 1935 verloor de molen dan ook twee in elkaars verlengde staande wieken (roede).
Tijdens de oorlogsjaren ontstond er een tekort aan brandstof voor de motor. Dus moesten de molenwieken weer draaien om het graan te kunnen malen. Maar door de stilstand waren twee wieken verloren gegaan en werkte het 'gaande werk' ook niet goed meer. Twee molenaars uit Deventer kregen dit houten 'gaande werk' weer in orde, zodat er tot het einde van de oorlog, weliswaar met twee wieken, graan gemalen kon worden.